Veel foto's van Henri Cartier-Bresson behoren tot ons collectieve geheugen. Voor de Fransman was fotograferen een kwestie van 'het hoofd, het oog en het hart op dezelfde lijn plaatsen'.
Het is een wel erg groot cliché geworden, en een waar hij zelf in de loop van zijn leven behoorlijk genoeg van kreeg. Sprak men over de Franse fotograaf Henri Cartier-Bresson (1908-2004), dan had men het onmiddellijk en altijd maar weer over Het Beslissende Moment. Het stond voor dat ene ogenblik, die fractie van een seconde, dat het belang van een gebeurtenis wordt gezien en met de camera wordt vastgelegd.
De term werd voor het eerst gebruikt in een fotoboek met 125 foto’s dat Cartier-Bresson in 1952 samenstelde, met een cover die was ontworpen door zijn goede vriend Henri Matisse. In de Amerikaanse uitgave heette dat boek inderdaad The Decisive Moment. De Franse editie is lastiger te vertalen: Images à la Sauvette, wat zoiets betekent als ‘Beelden in grote haast’. Ook doet het denken aan ‘vendeur à la sauvette’; straatventer, colporteur. Cartier-Bresson, die altijd maar onderweg was, buiten, op straat, op reis, tussen de mensen, heeft er wel wat van weg.
Meer dan een halve eeuw lang moest hij de term verdedigen, uitleggen, en aanhoren dat hij degene was die ‘Le Moment Décisif’ in de fotografie had geïntroduceerd. Generaties fotografen na hem zouden het interpreteren als een soort manifest; een te volgen regel die tot een bepaalde fotografiestijl zou leiden. Alhoewel hij zijn ergernis daarover geregeld liet blijken, zou hij er voor altijd aan verbonden blijven.
Meer dan een halve eeuw lang moest hij de term verdedigen, uitleggen, en aanhoren dat hij degene was die ‘Le Moment Décisif’ in de fotografie had geïntroduceerd
Henri Cartier-Bresson wordt internationaal gezien als een van de invloedrijkste fotografen van de afgelopen eeuw. Hij werd in 1908 geboren in een welvarende Franse textielfamilie, maar wendde zich al vroeg tot de kunsten. Hij studeerde bij de kubistische schilder André Lhote en raakte betrokken bij de surrealistische beweging. Toen hij in 1932 zijn eerste Leica kocht – klein, handzaam, hij zou er zijn hele leven mee blijven werken – wist hij dat hij fotograaf zou worden. Hij maakte reizen naar Afrika en Amerika en werd in de Tweede Wereldoorlog als Frans soldaat gevangengenomen door de Duitsers. Hij ontsnapte in 1943, ging in het verzet, maakte legendarische foto’s tijdens de bevrijding van Parijs in 1944 en reisde als fotograaf mee met het oprukkende Amerikaanse leger in Duitsland. In 1947 richtte hij samen met Robert Capa en David Seymour het beroemde fotopersbureau Magnum op en reisde in de daaropvolgende jaren door Europa, Azië en de voormalige Sovjet-Unie – hij was een van de eerste fotografen die tot die gesloten bolwerken werden toegelaten.
Zijn werk werd gepubliceerd in onder meer Life, Harper’s Bazaar en Paris Match. In 1970 trouwde hij met collega-Magnumfotograaf Martine Franck, en vanaf begin jaren zeventig legde hij zich voornamelijk toe op zijn oude liefde, tekenen. In 2004 overleed hij in Parijs, waar zijn erfenis wordt bewaard in de Fondation Henri Cartier-Bresson.
In die landschappen telt het beslissende moment wat minder; de natuur is doorgaans nu eenmaal wat beter van tevoren te peilen dan de mens
Zijn landschappen zijn op dit moment te zien in het Duitse Kunstmuseum Wolfsburg, in de tentoonstelling ‘Henri Cartier-Bresson. The Geometry of the Moment. Landscapes.’ In die landschappen telt het beslissende moment wat minder; de natuur is doorgaans nu eenmaal wat beter van tevoren te peilen dan de mens. We moeten het begrip ‘landschap’ bij Cartier-Bresson overigens ook wat ruimer nemen dan we gewend zijn. Verwacht geen lyrische Ansel Adams-taferelen van overweldigende watervallen en rotspartijen, of een organische esthetiek van golvend zand zoals bij Edward Weston. Cartier-Bresson zocht niet naar nostalgie in zijn landschappen. Hij gaf eerder een omgeving weer waarin de mensen zich begeven. Al zijn er geen personen te zien, dan nog ademen zijn landschappen hun aanwezigheid. En als we mensen in zijn landschappen zien, dan is dat vaak in hun strijd, hun lijden, of hun arbeid. Maar altijd met oog voor vorm. Als geëngageerd Magnum-fotograaf was Cartier-Bresson weliswaar niet geïnteresseerd in pure esthetiek, de kunstenaar in hem bleef toch zoeken naar compositie, contrast, gulden snede en het juiste zwart en wit.
Tijdens zijn fotografische carrière, tussen 1933 en 1999, reisde Cartier-Bresson veel door Europa, Mexico, India, China, Indonesië, de Verenigde Staten en de voormalige Sovjet-Unie. De foto’s in deze tentoonstelling zijn allemaal tijdens deze reizen gemaakt. De indrukwekkende eenvoud en nauwkeurige compositie en samenstelling van deze beelden laten zien hoe sterk de fotografische praktijk van Cartier-Bresson was beïnvloed en geïnspireerd door de filosofische concepten uit het Verre Oosten. Hij werd weliswaar katholiek opgevoed, maar legde dit geloof al op jonge leeftijd naast zich neer. De rest van zijn leven zou hij boeddhistisch denken. De verdraagzaamheid en het mededogen die daarbij horen, had hij overigens wel van huis uit meegekregen: zijn ontwikkelde moeder hielp arme mensen, pronkzucht was zijn toch puissant rijke familie vreemd.
In de jaren veertig gaf de Franse schilder Georges Braque hem een boek cadeau: Zen en de kunst van het boogschieten, van de Duitse filosoof Eugen Herrigel. Het bevatte alle fundamentele elementen waarop Cartier-Bresson zijn esthetiek baseerde. Het was een kroniek van een leerproces: het ging over goed kijken naar jezelf, het nastreven van innerlijke perfectie en het bereiken van harmonie met de wereld. Cartier-Bresson vond er een parallel in met zijn werk, voor hem was fotograferen ‘het hoofd, het oog, het hart op dezelfde lijn plaatsen. Het is een wijze van leven.’
In het verleden werden de tentoonstellingen met werk van Cartier-Bresson meestal ingericht volgens een bepaalde chronologie, een thema of een geografisch gebied. De tentoonstelling in Wolfsburg nu is opgebouwd volgens het principe van geometrische compositie. De Duitse kunstenaar en fotograaf Frauke Eigen ontwierp een concept waarmee voor de eerste keer de foto’s op basis van hun formele gelijkenis, de overeenkomst in vorm en opbouw, met elkaar verbonden worden. Je wordt je als bezoeker bewust van het feit hoe een aantal vormprincipes steeds weer terugkeert in het werk van Cartier-Bresson.
We zien in de tentoonstelling onder meer een van zijn beroemdste beelden: Paris, Place de l’Europe, Gare Saint-Lazare, 1932, het beslissende moment bij uitstek. Op de foto zien we een man op een haveloos stuk braakland achter het station Saint-Lazare over een brede plas water springen. Hij zal het niet halen; de foto is gemaakt net vóór het moment dat zijn hak de eerste kringen in het water zal maken en daar uiteindelijk, splatsj, zal neerkomen. Maar in de foto hangt de man, samen met zijn spiegelbeeld, voor eeuwig in de lucht. De geometrie die we hier zien in de vormen – de ladder in het water, de halve cirkels, het hekwerk dat ook weer wordt weerspiegeld in het water – verdeelt het beeld in vorm en zwart-wit.
We zien ook Alpes de Haute-Provence, bij Cereste, 1999, een van zijn latere foto’s, die met een beslissend moment niets van doen heeft. Het is een rustig, bijna etherisch beeld waarin alleen de schaduwen van de bomen zichtbaar zijn, en de schaduw van de fotograaf. Het is een van zijn weinige zelfportretten, al is hij ook hier eigenlijk niet echt op te zien. En weer zijn er het duidelijke lijnenspel, het zwart en het wit en de geometrie.
Cartier-Bresson was een van de belangrijkste getuigen van de wereldgeschiedenis van de vorige eeuw. Veel van zijn foto’s zijn inmiddels overbekend – sommige zijn zelfs heuse iconen. In die wetenschap is het erg verfrissend en leerzaam om te kijken naar zijn manier van kijken.
Henri Cartier-Bresson The Geometry of the Moment. Landscapes. (100 foto’s en 7 lithografieën uit de privécollectie van Martine Franck, de weduwe van Cartier-Bresson), nog tot 13 mei 2012 in Kunstmuseum Wolfsburg, info: kunstmuseum-wolfsburg.de