Het lijkt alsof alles tegenwoordig te googlen valt, maar veel fotomateriaal bestaat alleen analoog. Miljoenen foto’s, dia’s en negatieven liggen opgeborgen in dozen en lades. Musea en fotografen digitaliseren nu hun archief.
Bij het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam eten ze vaak taart. Dat komt zo. In het koudste depot van het museum is het 3 graden. Binnen zit een knop die voor de veiligheid elk half uur ingedrukt moet worden – gebeurt dat niet, dan gaat er in het hele museum een alarm af. Als iemand flauwvalt in deze koele, afgesloten ruimte, dan wil je niet dat dat pas uren later wordt opgemerkt. „Werknemers of mensen die aan de klimaatinstallatie werken, vergeten dat vaak”, zegt Martijn van den Broek, hoofd collecties van het museum. „Als de sirene gaat, schrikt iedereen zich rot. We hebben nu afgesproken: wie het vergeet, trakteert.”
In dit geklimatiseerde depot, een van de allermodernste van Europa, ligt het werk van 166 fotografen van wie de nalatenschap geheel of gedeeltelijk bij het Fotomuseum is ondergebracht. „Hoe kouder dit materiaal wordt bewaard, hoe langer de levensduur”, zegt Van den Broek. Hier staan stellingkasten vol dozen met daarin duizenden negatieven en dia’s. De gerestaureerde kleurendia’s van Ed van der Elsken liggen er, brandschoon opgeborgen in nieuwe hoesjes, klaar om weer honderd jaar mee te gaan. Zijn beroemde foto van die twee roodharige sproetenkoppen in Noorse truien is hier, en dat heerlijke jarenzeventigbeeld van drie Amsterdamse dames die in minirok en op hoge hakken de Beethovenstraat oversteken terwijl ze uitgelaten de lens van de fotograaf inkijken. Hier liggen ook de oude negatieven van grote namen als Ata Kandó, Nico Jesse en Piet Zwart.
Martijn van den Broek wil ook een van de parels van het archief laten zien. Hij trekt een lade open en zegt: „Dit is zo’n beetje het best geordende archief dat wij hebben.” De keurig genummerde negatieven van Cas Oorthuys, allemaal netjes in hoesjes gestopt. Van den Broek haalt er een uit: „Gemaakt in Congo in 1959, een van zijn beroemdste foto’s.” Hij houdt het negatief omhoog van de foto van een sapeur, een Congolese dandy. Keurig in pak en met vlinderstrik en hoed kijkt hij de verte in. „Oorthuys heeft misschien wel zijn mooiste foto’s in Congo gemaakt. Hij had goed contact met de mensen op straat.”
Het Fotomuseum beheert zo’n 5,5 miljoen negatieven, dia’s en afdrukken. Van daguerrotupieën – de allereerste fotografische techniek – tot albums, van negentiende-eeuwse fotografen tot hedendaagse namen. De foto’s worden getoond in exposities en gebruikt door kranten en tentoonstellingmakers. Een deel van de collectie is te zien via de beeldbank van het museum. Maar, zoals dat geldt voor veel archieven en musea, veel objecten zijn níet digitaal toegankelijk. Van den Broek: „Mensen denken dat je alles wat er op de wereld is, kunt googlen, maar er is nog heel veel dat alleen analoog bestaat. Wij hebben nu zo’n 3,5 procent van onze collectie gedigitaliseerd, 200.000 scans.” Een schat aan beeld ligt dus achter gesloten deuren, ontoegankelijk voor het grote publiek. „Als er geen digitale presentatie is, dan bestaat het werk voor veel mensen niet.”
120 miljoen euro
Instellingen in binnen- en buitenland staan voor de uitdaging hun analoge fotoarchieven online toegankelijk te maken. In Nederland maakte een aantal – waaronder Filmmuseum Eye en het Nationaal Archief – een grote digitaliseringsslag in het kader van het erfgoedproject ‘Beelden voor de Toekomst’. Het rijk stelde tussen 2007 en 2015 ruim 120 miljoen euro beschikbaar om bijzondere foto’s, film- en geluidsbanden online toegankelijk te maken. Daarnaast is van bijna zestig Nederlandse musea en instellingen een deel van de collectie in te zien op de site van Digitale Collectie Nederland. Ook kranten werken eraan. NRC en AD scanden één miljoen papieren foto’s van hun gezamenlijke archief. Individuele fotografen die niet in museumcollecties worden opgenomen, kunnen sinds vorig jaar een selectie van hun archief bewaren op de site 1000fotos.nl.
Elwin Hendrikse is collectiespecialist fotografie van het Nationaal Archief in Den Haag. „We hebben hier zo’n 15 à 16 miljoen beelden, 1,2 miljoen daarvan is nu digitaal, nog geen 10 procent dus.” Het Nationaal Archief krijgt veel materiaal van de Rijksoverheid en van ministeries, maar heeft ook persarchieven van Trouw, Het Parool, Elsevier en de voormalige uitgeverij De Spaarnestad. „We digitaliseerden onderwerpen die goed aansluiten bij wat we hier aan andere documenten hebben. Stukken over het Koninklijk Huis, onze parlementaire geschiedenis en belangrijke historische momenten in Nederland zoals de watersnoodramp. Daar kan je bij ons van alles over lezen, maar als je de beelden ziet, al die mensen op drift, al die boerderijen onder water, dan kan je je daar beter iets bij voorstellen.”
Het Nationaal Archief heeft een afspraak met auteursrechtenorganisatie Pictoright over het gebruik van beelden, maar op een groot aantal foto’s zit door dat auteursrecht nog restricties. „We hebben hier werk van de grootste namen ter wereld – Robert Capa, Henri Cartier-Bresson – maar dat kunnen we nu dus niet laten zien”, zegt Hendrikse.
Een ander struikelblok: het digitaliseren is tijdrovend, en dus ongelooflijk duur. „Kijk, digitaliseren alleen is natuurlijk niet zo moeilijk. Je scant een foto in, klaar. Maar het is veel meer dan dat. Je moet het beeld beschrijven. Wie heeft deze foto gemaakt, wanneer, waar? En je wilt iets weten over de context. Na het digitaliseren wordt het verpakt in moderne verpakkingsmaterialen. Daar gaat veel werk in zitten.” Van den Broek van het Fotomuseum: „Wat ook speelt: 3,5 miljoen van onze 5,5 miljoen objecten zijn negatieven en dia’s. Die zijn fragiel. Als je ze wilt scannen, moet je ze stuk voor stuk in een houdertje stoppen.”
Het Nederlands Fotomuseum wil elke drie jaar het werk van één fotograaf digitaliseren. Een paar jaar geleden waren de kleurendia’s van Ed van der Elsken aan de beurt. Nu wordt er gewerkt aan het archief van Cas Oorthuys, een van de belangrijkste documentaire fotografen van Nederland. Oorthuys was in de Tweede Wereldoorlog aangesloten bij De Ondergedoken Camera en ontwikkelde zich na de bevrijding tot dé fotograaf van de wederopbouw.
We zijn inmiddels naar een ander depot gelopen, waar het materiaal ligt waar op dit moment aan wordt gewerkt. De temperatuur is een stuk aangenamer dan in de koude kluis. Hier staan onder andere kasten vol met gepubliceerde boeken van verschillende fotografen. „Kijk”, Van den Broek wijst naar de boeken van Dolf Kruger. „Een stuk of vijf. En hier Ed van der Elsken. Een metertje boeken. Maar dan Cas Oorthuys. Hij maakte honderden boeken met de meest uiteenlopende thema’s: trekpaarden, hoogovens, de textielindustrie, boeken over steden, provincies en streken in Nederland en daarbuiten. En natuurlijk zijn boeken over de Tweede Wereldoorlog.”
Het museum beheert 440.000 negatieven van Oorthuys, waarvan de contactafdrukjes handmatig zijn ingeplakt in 442 albums. In totaal zijn er nu zo’n 44.200 vellen gedigitaliseerd – met op elk vel zo’n 12 afdrukjes. Voor het beschrijven van al die digitale beelden werkt het Fotomuseum met Vele Handen, een grote groep vrijwilligers die de komende maanden werkt aan het wie, wat en wanneer van al die duizenden foto’s van Oorthuys. „Het is de bedoeling dat de vrijwilligers dat deel van de collectie kiezen waar ze verstand van hebben. Iemand die veel weet van de Holland-Amerika Lijn, zal schepen en jaartallen kunnen herkennen, waardoor bijvoorbeeld mensen die met die schepen naar de VS emigreerden straks hun eigen overtocht kunnen terugvinden.”
Niet iedereen is zo georganiseerd
Zowel bij het Nationaal Archief als bij het Nederlands Fotomuseum worden met regelmaat archieven aangeboden. Elwin Hendrikse: „Soms past een archief heel goed bij ons, zoals onlangs dat van Dolf Toussaint, een van de grondleggers van de parlementaire fotografie. Maar we nemen niet alles. Als een archief in slechte staat is, ongeordend en gehavend of problematisch qua rechten, dan krab je je wel achter de oren: gaan we hierin investeren?”
Want niet alles is zo goed georganiseerd als dat van Cas Oorthuys. Van den Broek: „Hij was een professional in het behoud van zijn oeuvre, een perfecte archivaris. Zijn vrouw Lydia hielp hem, typte zijn brieven en samen plakten ze alle contactjes in de albums. Ze zijn via een ingenieus systeem genummerd en werden op thema en op onderwerp gerangschikt en bewaard in speciaal voor hem getimmerde houten kistjes. Dit is een ideale collectie om te digitaliseren. Het zijn geen ongeordende schoenendozen, zoals we hier ook weleens binnenkrijgen.”
Bij het Nationaal Archief worden fotocollecties de komende jaren vooral via tentoonstellingen getoond, zoals dit najaar in een expositie met portretten van onder anderen Sanne Sannes, René Burri en Cecil Beaton. Hendrikse: „Het is natuurlijk ook de vraag of je alles wilt scannen, als dat rechtentechnisch al zou kunnen. We gaan ook niet alle tekstdocumenten die we hebben scannen.” Martijn van den Broek: „Niet elke afzonderlijke foto of negatief is even belangrijk. Wij zouden graag meer van de collectie ontsluiten, maar het hoeft geen 100 procent te zijn. Veel negatieven zijn nooit door een fotograaf afgedrukt of gepubliceerd geweest, dan kan je ervan uitgaan dat hij die zelf ook niet het belangrijkste vond. Soms blijken onderwerpen pas later relevant, zoals een portret van Pim Fortuyn uit de tijd dat hij, met baard, werkte op de Rijksuniversiteit Groningen. Zo’n beeld wil je dan toch graag digitaal laten zien.”