Tussen 1985 en 2013 reisde Bertien van Manen zeven keer naar Kentucky. Ze leefde daar tussen de families in het arme mijngebied en fotografeerde hun leven.
De bewoners van de afgelegen bergen in de Amerikaanse Appalachen zagen toch al niet zo vaak een vreemde in hun gebied. Dus toen president Lyndon Johnson op 24 april 1964 een bezoek bracht aan het gehucht Inez, Kentucky, was dat voor hen een gebeurtenis van wereldformaat.
Johnson klopte er aan bij het huis, als je het al zo kon noemen, want het was eigenlijk meer een hut, van Tom Fletcher, getrouwd, vader van acht kinderen, werkloos en een typische hillbilly, zoals de bewoners van dit gebied door de rest van Amerika afkeurend werden genoemd. De foto van deze twee mannen op de veranda, die een gesprek voerden over armoede en werkgelegenheid, werd hét iconische beeld waarmee Johnson in de jaren zestig zijn Oorlog tegen Armoede lanceerde.
Nu, precies vijftig jaar later, blijkt die strijd niet helemaal geslaagd. De foto’s die de Nederlandse fotograaf Bertien van Manen (1942) de afgelopen dertig jaar maakte in het mijngebied van de Appalachen, nog steeds een van de armste streken van de Verenigde Staten, geven een beeld van gezinnen die leven in trailers of sociale woningbouwprojecten. We zien geweren, oude auto’s, blikjes bier, onttakelde mijninstallaties. En we zien kinderen, heel veel kinderen, die, vaak half ontbloot, hangen op banken, op de grond liggen, met honden knuffelen of buiten met een buks op blikjes schieten.
Intimiteit
Van Manen ging voor deze foto’s, nu gebundeld in het nieuwe fotoboek Moonshine, genoemd naar de sterke drank die daar illegaal gestookt wordt, te werk zoals ze dat al decennia doet. Net als tijdens haar vele reizen naar Rusland (in 1994 verscheen A Hundred Summers, A Hundred Winters) en China (East Wind West Wind, 2001) zoekt ze de intimiteit op: ze verblijft weken en soms zelfs maanden in het gebied en keert er met regelmaat terug. Tussen 1985 en 2013 kwam ze zeven keer in Inez. Ze logeert bij mensen thuis of in een camper op het erf. Ze leert de families kennen, ooms, tantes en buren.
Niet zelden raakt Van Manen met een aantal van hen bevriend. Ze kent hun levensgeschiedenis, heeft weet van echtelijke ruzies en ziet kinderen opgroeien. Ze is aanwezig als deze mensen eten, slapen, feesten, maar gaat ook mee naar begrafenissen en bruiloften. Ze is erbij als de kinderen een handstand oefenen op de bank, als een tienermeisje voorzichtig haar knalroze oogschaduw opbrengt en als een vrouw knielt op de houten veranda om het haar van haar grootmoeder te kammen. Ze feest mee als de mannen net hun illegale voorraad alcohol in Tennessee hebben ingeslagen en als het varken voor de winter wordt geslacht. Ze werkt met een automatische kleinbeeldcamera, zodat iedereen bijna vergeet dat ze er is, legt ze het dagelijks leven vast. Als snapshots. Bijna terloops.
De foto’s, in zwart-wit en in kleur, vaak rommelig van compositie en velen bij lange na niet technisch perfect – fel tegenlicht ontneemt ons soms het zicht, lichaamsdelen zijn soms onscherp en half in beeld – kregen geen bijschriften. In twee pagina’s tekst voorin het boek lezen we dat Mavis, een van de vrouwen die in de mijnen werkten, het bos invlucht met haar zoon Cris om de kogels van haar jaloerse man te ontwijken.
En we lezen ook hoe Allen, een mijnwerkerszoon, vertelt hoe bang hij zijn leven lang is geweest voor zijn vader en broer, en dat dat al begon toen hij zes jaar oud was. Ook deze teksten hebben iets terloops – er wordt niet veel uitgelegd. Wie goed leest, weet wel wat er aan de hand is.
Slechte gebitten
Van Manen maakte ook opnamen van het onttakelde land, dat na honderdvijftig jaar steenkoolwinning vrijwel volledig is uitgeput. Ze maakt de armoe zichtbaar, kijk maar naar de slechte gebitten van bewoners, hun overgewicht, de deplorabele staat waarin veel van de interieurs verkeren. Maar daar is het Van Manen niet echt om te doen. Het statement dat zij maakt is eerder artistiek dan sociaal. Ze oordeelt niet.
Wat beklijft is het zichtbare plezier dat ouders hebben met hun zonen en dochters. In fel tegenlicht worden hun kinderen engelen. Uit een omarming van twee vrouwen spreekt liefde. Met haar humane en poëtische beeldtaal portretteert Bertien van Manen mensen, niet nadrukkelijk arme mensen.