Bertien van Manen dringt met haar foto’s door tot de kleine kring van de gewone Rus. Wat opvalt is de vanzelfsprekende intimiteit - er is geen afstand.
‘Ze drong door tot de meest ontoegankelijke plaatsen — de huizen van gewone mensen — om ons te laten zien hoe miljoenen Russen leven en slapen, wat zij eten, hoe ze eruitzien in hun dagelijkse leven, in hun flat, aan hun tafel, in hun bed.’ De Pools-Russische journalist en reisboekenschrijver Ryszard Kapuscinski (1932-2007) had grote bewondering voor het werk van de Amsterdamse fotografe Bertien van Manen. Hij schreef in 1994 het voorwoord van haar fotoboek A Hundred Summers, A Hundred Winters, waarin zij intieme foto’s publiceerde van ‘de gewone Rus’. Een unieke prestatie, meende Kapuscinski, alleen al omdat ze dat deed in een tijd waarin de gemiddelde Rus gezegend was met een flinke portie angst en wantrouwen ten opzichte van buitenlanders, met dank aan het net afgezworen maar nog zo diep zittende Sovjet-communisme.
Van Manen (1942) begon in de jaren zeventig als modefotograaf, maar legde zich al snel toe op grofkorrelig zwart-wit en geëngageerde onderwerpen, zoals de vrouwenbeweging. Na de val van de Muur in 1989 maakte ze lange reizen door de voormalige Oostbloklanden en de Sovjet-Unie. Haar succesvolle boek A Hundred Summers, A Hundred Winters betekende de omslag naar het soort fotografie dat haar tot de dag van vandaag kenmerkt. Niet alleen gebruikt ze vanaf dat moment kleur, belangrijker nog is de vanzelfsprekende intimiteit die uit haar foto’s spreekt. Er is geen afstand. Van Manen, die zichzelf Russisch leerde, woont bij de mensen die ze fotografeert, ze eten samen en drinken samen wodka. Ze raakt bevriend met hen, leert hun oude ouders kennen en ziet hun kinderen opgroeien tijdens de vele bezoeken die ze in al die jaren aan de families brengt.
In haar nieuwste fototentoonstelling Let’s sit down before we go zien we weer foto’s uit Rusland: nieuwe foto’s en oude foto’s. De beelden waren niet eerder elders te zien. Het zijn kiekjes die soms uitblinken door imperfectie (een gezicht dat nauwelijks zichtbaar is door fel flitslicht), een onbehoorlijke compositie (wat een vreemde oefeningen doet die mevrouw daar in haar ondergoed op de bank), of omdat ze niet eens door Van Manen zelf zijn gemaakt (maar door twee ondeugende snotapen; de zoontjes van het Russische gezin waar ze logeerde en die schik hadden met haar camera toen zij er even niet was).
De titel van de expositie verwijst naar wat Russen tegen elkaar zeggen bij een afscheid: laten we even gaan zitten voor we vertrekken. Om na te denken en te praten over hoe de zaken ervoor staan. De titel verwijst ook naar de fase waar Van Manen de laatste jaren doorheen ging: na het overlijden van haar echtgenoot nam ze de rust om even stil te staan en terug te kijken op al die reizen.
Samen met de Britse fotograaf Stephen Gill maakte ze een selectie uit ruim 15.000 negatieven. Ze selecteerde foto’s die verder afstaan van het registrerende, documentaire karakter van haar eerdere werk. Ze zijn poëtischer, mysterieuzer. Toevalliger tot stand gekomen. Het is alsof Van Manen nog een stap dichterbij komt, door die foto’s te laten zien die haar eerder niet opvielen — het intiemste restmateriaal dat de museum- en galeriewanden en de fotoboeken nooit haalde, maar waar een onverwachte schoonheid in blijkt te zitten.
‘Let’s sit down before we go’, tot 24 juni in Foam. Meer informatie: foam.org