Stillevens, stadsgezichten, modeplaatjes, portretten - de nieuwe generatie Afrikaanse fotografen laat geen genre onbenut. De meesten behoren inmiddels tot het internationale kunstcircuit. Alleen hun thematiek verraadt hun herkomst nog.
Afrika, dat is: hippe jongeren die op straat poseren in felgekleurde kleding, een gebreide trui in fluorescerend geel en groen, een kort geel jurkje boven een kekke zwarte panty met afbeeldingen van heksen. Afrika, dat zijn buitenwijken rond een grote stad, waar flatgebouwen verrijzen naast monumentale villa’s. En Afrika is ook: mannen die met vrouwen-met-hoofddoek romantisch in een avondlijk Caïro op een bankje in het park zitten te smoezen.
Deze beelden voldoen niet echt aan wat het eerste bij ons opkomt als we aan Afrika denken. Afrika, dat waren toch in lompen gehulde hongerlijders in krottenwoningen of townships, of anders op zijn minst in een vluchtelingenkamp? Levens vol armoede, ziekte, oorlog, geweld en corruptie? Afrika was toch dat donkere continent waar eigenlijk nooit iets goeds vandaan kwam?
Het is precies dit laatste beeld van Afrika, dit alom heersende ‘afropessimisme’, waar Okwui Enzewor, curator van de tentoonstelling ‘Snap Judgments: New Positions in Contemporary African Photography’, verandering in wil brengen. Met beelden van die hippe jongeren van Nontsikelelo ‘Lolo’ Veleko, oprukkende buitenwijken van Hala Elkoussy en verliefde Egyptische paartjes van Maha Maamoun.
Enzewor laat in Snap Judgments recent werk zien van 35 Afrikaanse fotografen en kunstenaars. De tentoonstelling is een vervolg op ‘In/sight : African Photography; 1940 to the Present’, die hij in 1996 maakte voor het New Yorkse Guggenheim Museum en waarin, voor het eerst, werd getoond wat de Afrikaanse fotografie te bieden had. Nu eens niet door de ogen van westerse fotografen, maar door die van Afrikanen zelf.
Maar deze nieuwe generatie kunstenaars wijkt in een paar opzichten af van die groep van 1996. Ze gebruiken meer en andere technieken: film, video, multimedia. En de thema’s zijn anders, breder. Zagen we in In/sight voornamelijk veel portretten, in Snap Judgments is er naast portretfotografie ook ruimte voor mode, landschap, documentaire, stilleven, stadsgezicht. De foto’s komen van het hele continent, uit Egypte, Algerije, Marokko, Nigeria, Ethiopië, maar vooral Zuid-Afrika, waar veel fotografen zitten, en Mali, dat een rijke geschiedenis kent in de studiofotografie.
De vraag is: kun je dat nu eigenlijk zien, dat een foto is gemaakt door een Afrikaan? Hebben de foto’s in Snap Judgment iets wat ’typisch’ is voor Afrika? Of hadden ze eigenlijk overal en door iedereen – Afrikaan, Europeaan, Amerikaan – gemaakt kunnen zijn?
Komt een fotograaf in een voor hem vreemde omgeving, dan kiest hij vaak voor het vastleggen van het exotische: de kleding (zo anders dan thuis), de huisvesting, de prachtige lichamen van een krijgshaftige stam, de overweldigende natuur, de wilde dieren.
Voor een Afrikaanse fotograaf is zijn eigen omgeving niet exotisch maar een gegeven. Dus zien we in Snap Judgments geen tijgers, olifanten en zonovergoten steppen waar leeuwen liggen te luieren. Er is überhaupt opvallend weinig natuur te zien. Wel veel stad. Want dat is de omgeving waarin de fotografen zelf leven. De Zuid-Afrikaan Jo Ratcliffe maakte in Johannesburg foto’s met een goedkope, plastic Holga-camera, die het midden houden tussen documentaire fotografie en een eigen, poëtische beeldtaal. De beelden zijn her en der vaag, rookwolken vertroebelen de blik, een hand houdt de schitterende zon tegen. Maar tussen de bedrijven door zien we de straten van Johannesburg: Commissioner Street, Marshaltown, De Beer Street, de Braamfontein.
Mooi zijn ook de foto’s die de in Philadelphia geboren en in Caïro woonachtige Randa Shaath maakte van de daken in de Egyptische hoofdstad. Het is prachtig te zien hoe zich daar, hoog torenend boven het straatniveau, een heel aparte wereld heeft gevormd waar tv wordt gekeken, feest wordt gevierd, waar zelfs een heel nieuwe stad lijkt te ontstaan op de ‘oude stad’. Shaath fotografeerde het allemaal vanaf de veertiende verdieping van haar appartementencomplex, waar ze een goed uitzicht heeft op die plekken waar mensen zich vaak onbespied wanen.
Heftig zijn de beelden die de in Lagos (Nigeria) gevestigde kunstenaarsgroep Depth of Field (DoF) laat zien. Op vier schermen wisselen dia’s elkaar in rap tempo af. Toyosi Zaynab Odunsi’s beelden schieten voorbij; een heftig nachtleven, veel te jonge, opgemaakte meisjes die uitdagend voor de camera poseren. De serie Lagos Uptight van Kelechi Amadi-Obi (ook DoF) ademt spanning: drukke, overvolle markten waar kippen, vissen, tomaten worden verkocht. Daartussendoor een eindeloze hoeveelheid mensen, auto’s, bussen en kleurige parasols om de zon nog enigszins te weren. Het is hier gewoonweg te druk, te vol. Als je weet dat Lagos de grootste stad is van heel Afrika, de snelst groeiende metropool van de wereld zelfs – met meer dan 10 miljoen inwoners en een verwachte populatieomvang van 16 miljoen in 2015 – dan snap je die druk op zo’n stad wel. En kun je alleen maar bewondering hebben voor de manier waarop deze fotografen die sfeer zo wisten vast te leggen.
Je moet een insider zijn om zo te kunnen zien. Als westerling zou je die grimmigheid niet zo ervaren. Je kent immers die rauwheid van Lagos niet. En in Caïro zou je voornamelijk op straat wandelen en meer laag-bij-de-grondse onderwerpen kiezen.
Anders is dat bij de modefoto’s van Andrew Dosumnu, waarvan we de losse prints hier gewoon met pushpins aan de muur geprikt zijn. De beelden zijn sensueel, sexy, broeierig – mooie vrouwen in mooie kleren. We zouden ze in menige westerse glossy tijdschriften kunnen tegenkomen, precies het medium waarin Dosumnu dan ook geregeld publiceert.
Dosumnu, opgegroeid in Nigeria en woonachtig in New York, begon zijn carrière als ontwerpassistent bij het modehuis Yves Saint Laurent, werkte voor internationale modemagazines en maakte videoclips voor artiesten als Tracy Chapman, Aaron Neville en Wycleff Jean. Hoe Afrikaans mag je zijn blik eigenlijk nog noemen? Het zal toch niet voldoende zijn dat een aantal van de modellen in zijn modeserie zwart is?
Hala Elkoussy woont afwisselend in Caïro en Amsterdam, na een opleiding Image and Communication aan het Londense Goldsmiths College te hebben gevolgd. Ze had tentoonstellingen in het Tate Modern in Londen, het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam en het International Center of Photography in New York. Haar foto’s van de buitenwijken van Caïro, met als thema oprukkende verstedelijking, zijn afstandelijk en koel. Een beetje in de stijl van de Nederlandse landschapsfotografen van dit moment: een kader met veel ruimte voor land en lucht, de gebouwen wat bescheiden daartussenin geplaatst. Niet verwonderlijk, die invloed, als je al jaren in Nederland woont. Als je niet beter zou weten zou je, zo op het eerste gezicht, toch heus even denken dat Peripheral Landscape #4, El Tagamo’El Khamis, 2004, een Nederlandse wijk in aanbouw was.
Is hier nu sprake van iets ’typisch Afrikaans’? Nee. Deze fotografen hebben een kosmopolitische inslag, hun afkomst heeft geen invloed op hun manier van fotograferen. Dat zien we ook bij de kleurrijke en absurdistische voorstellingen van Tracey Rose, die gaan over identiteit. En bij de performance-achtige zelfportretten van Oladélé Ajiboyé Bamgboyé. Deze kunstenaars maken deel uit van een internationale kunstwereld, of ze nu in Afrika blijven of naar het buitenland vertrekken (zo’n 40% van de kunstenaars woont in het Westen). Ze hebben galeries in Basel of New York, exposeren hun werk wereldwijd.
Het Afrikaanse zit ‘m eerder in de thematiek dan in de manier van fotograferen. Er is veel indrukwekkende documentairefotografie met oog voor de problematiek van de verschillende landen. Zohra Bensemra vertelt in haar foto’s over het Algerijnse conflict, niet met journalistieke rapportages vol aanslagen of bloed, maar met beelden van vrouwen die erbij betrokken zijn. Van de trotse, net afgestudeerde agentes van de Ain Benian Police School, het geweer in de hand, tot het huiselijk tafereel van een breiende moeder met twee spelende kinderen maar ook een AK-47-machinegeweer op tafel. Mikhael Subotzky fotografeerde in de Zuid-Afrikaanse gevangenissen Polsmoor en Voorberg – die serie krijgt een extra lading als je weet dat Nelson Mandela vier jaar van zijn gevangenschap doorbracht in Polsmoor. En aangrijpend is Le grand sommeil van de in Mali geboren, nu in Dakar woonachtige, Sada Tangara: beelden van slapende dakloze jongeren. Zo dichtbij kun je niet komen als outsider.
Snap Judgments is een overdonderende, gevarieerde tentoonstelling die niet alleen appelleert aan het pure kijken, maar zeker ook aan het beleven. Er is film en geluid, er zijn videoclips met reggae van Ziggy Marley, op andere plekken is er dance, klassieke muziek of hiphop. Er zijn video- en diaschermen, er is een maquette in was, maar vooral zijn er heel veel foto’s. Snap Judgments laat de kijker met andere ogen een ander Afrika zien.
Snap Judgments: New Positions in African Photography. T/m 30 september in het Stedelijk Museum, Amsterdam
Okwui Enwezor
De curator van Snap Judgments, de Nigeriaan Okwui Enwezor (Kalaba, 1963), is een multitalent. Hij begon als dichter, schrijver en kunstcriticus en was in die laatste hoedanigheid ook oprichter van het kritische kunsttijdschrift Nka: Journal of Contemporary African Art. Als curator verwierf hij internationale bekendheid als artistiek directeur van Documenta 11 (2002). Hij was tevens curator voor de 2de biënnale van Johannesburg (1996) en de 2de biënnale van Sevilla (2006). Hij is lid van de adviesraden van de biënnales van Caïro, Istanbul, Sharjah en Sjanghai.Tegenwoordig woont hij in New York en San Francisco, waar hij Dean of Academic Affairs is van het San Francisco Art Institute.