Voor Document Nederland, de jaarlijkse foto-opdracht van het Rijkmuseum, fotografeerde Carel van Hees 24 scholen. Zijn conclusie: 'Leraren zijn helden. Ze zijn docent en tegelijkertijd vader en moeder. Koester ze.'
,,Na zestien maanden rondlopen, kijken en luisteren in de wereld van het onderwijs weet ik het: goede onderwijzers zijn helden. De leraar die je ziet staan en in staat is om zijn arm om je heen te slaan maakt het verschil. Hij is degene die in staat is om je iets aan te reiken, je ergens op te attenderen dat zich vroeger of later zal openbaren als misschien wel een eureka-moment, een levensles.” Met deze woorden begon de Rotterdamse fotograaf Carel van Hees donderdag zijn speech, tijdens de opening van de tentoonstelling Document Nederland, de foto-opdracht die het museum elk jaar verleent aan een fotograaf om een aspect van de Nederlandse samenleving in beeld te brengen.
Toen Van Hees in november 2014 een telefoontje kreeg van het Rijksmuseum, was er in eerste instantie sprake van euforie. Geweldig, zo’n opdracht. Een paar uur later was van dat blije gevoel echter niet meer zoveel over. Het onderwijs in Nederland. Allemachtig. Waar te beginnen? Van Hees zag zich al op neer rijden van Groningen naar Maastricht, en van Zutphen naar Bergen, om daar basisscholen, vmbo’s, gymnasia, mbo’s, universiteiten te gaan bezoeken. En dan had-ie de speciale opleidingen nog niet eens meegeteld – de conservatoria, balletacademies, scholen voor blinden en doven, mytyl-scholen.
Het moest anders, besloot hij, en stuurde na een aantal oriënterende gesprekken met docenten, directeuren, denkers en beleidsmakers een brief aan het Rijksmuseum. Als hij als geboren en getogen Rotterdammer zich nou eens richtte op zijn eigen stad, kwam daar dan eigenlijk niet al de hele Nederlandse maatschappij voorbij? Met 176 nationaliteiten en alle vormen van onderwijs in de stad aanwezig, zou Van Hees toch een mooi beeld kunnen laten zien van het onderwijs in Nederland. De geografische nabijheid zou hem bovendien de tijd en de ruimte bieden nog eens een keer terug te gaan naar een school, als hij vond dat een bepaald beeld of een bepaalde leerling tóch beter tot zijn recht kwam vanuit een andere hoek of in een ander licht.
Het Rijksmuseum ging akkoord met zijn voorstel, en zo werd Document Nederland deze keer eigenlijk meer Document Rotterdam. Of toch niet helemaal: want in Enschede of Haarlem zou Van Hees ongetwijfeld andere beelden hebben geschoten – minder multicultureel –, veel zou ook gewoon hetzelfde zijn geweest. Want het basisprincipe van het onderwijs is overal gelijk: een docent leert iets aan een leerling, of dat nou gaat om hoe je moet lassen, de finesses van de grand-plié of de vertaling van Ovidius.
Van Hees bezocht 24 scholen, van de peuterspeelzaal tot de Erasmus-universiteit, waar hij, zoals hij het zelf formuleert, rondliep als een ‘flaneur’, veinzend dat hij nauwelijks oplette, maar waar hij ondertussen voortdurend op jacht was naar ‘het moment dat ertoe doet.’ In het Rijksmuseum worden nu 180 resultaten getoond van die jacht: stillevens van klaslokalen en lesattributen, grand tableaux van giebelende meiden, stoere lassers en de jongens van het Rotterdamsch Studenten Corps. Hij maakte foto’s waarin docenten hun leerlingen helpen – een juf die een kind troost, een trompetdocent die uitlegt hoe de hoge noot klinken moet. En hij maakte prachtige individuele portretten: de gymnasiast van het Erasmiaans in uniform met stropdas, de vmbo’er van Zuiderpark in z’n oranje overal, het schuchtere meisje van de OBS Bloemhof – met haar zwarte lakschoentjes, de handen in de zakken.
Alle zorgelijke verhalen over het Nederlands onderwijs en over Nederlandse jongeren ten spijt – uit de foto’s van Van Hees spreekt optimisme. Hij focust vooral op de kracht en de energie van jongeren, het plezier dat ze met elkaar hebben, de betrokkenheid van docenten bij hun leerlingen. ,,Een school is een minimaatschappij. Voor jongeren een ongelooflijk belangrijke plek die grote betekenis heeft voor het verdere verloop van hun leven, niet alleen door wat ze leren maar ook door de sociale contacten, de vriendschappen voor het leven die daar geboren worden.”
Natuurlijk is hij zich bewust van de problemen in het onderwijs, en natuurlijk schrok hij ervan van, als hij hoorde dat een paar geweldige docenten die hij had gesproken plotseling thuis bleken te zitten: ,,Het is een vak waarin vaak burn-out voorkomt. Van de jonge docenten stopt zo’n 30 procent binnen vijf jaar met lesgeven.”
Van Hees besloot daarom zijn speech in het Rijksmuseum met de opmerking dat het tijd wordt dat Nederland eens beter voor zijn docenten gaat zorgen, zodat meer mensen het vak willen uitoefenen. ,,Dit zijn de mensen die voor een groot deel de toekomst bepalen. Ze geven, met open vizier. Ze zijn docent en ze zijn tegelijkertijd vader en moeder. Koester ze!”
Carel van Hees (Rotterdam, 1954) is fotograaf en filmmaker. Hij werkt voor onder andere NRC en Vrij Nederland en maakte een aantal fotoboeken en exposities, waaronder Saxman, over de Rotterdamse saxofonist Piet le Blanc en Weerstand, over hiv-patiënten. Ook werkte hij mee aan het Rotterdams Kookboek, dat meer nog dan over eten gaat over de verschillende culturen in Rotterdam. In 2011 verscheen het fotoboek Eversteijn – bokser en herenkapper, dat tevens te zien was als expositie in Museum Boijmans Van Beuningen. Van Hees maakte eerder een goor multimedai-project (boek, expositie, film) over jongeren: >Play – A Photographic Record.