Straatfotograaf Theo Niekus (1956-2019) legde de mens graag vast op onverwachte momenten.
‘Een groot deel van de foto’s toont mensen in ongemakkelijke, malle of ietwat wonderlijke situaties”, schrijft Theo Niekus in zijn fotoboek Pasatiempo uit 1998. En inderdaad: er zijn mensen die kussen (met gespannen, gebalde vuisten), die een pot Hak-appelmoes achteroverslaan, verveeld voor zich uit kijken of net te ver vooroverbuigen in een te kort rokje. Mensen die struikelen, vallen of in hun kruis frummelen aan een te strakke broek.
Toch, schrijft Niekus, is het niet de bedoeling mensen zo onflatteus mogelijk in beeld te brengen. „Het gaat mij erom momenten vast te leggen die sprekend zijn en voor iedereen duidelijk herkenbaar. Ik houd van zulke momenten omdat ze pure emoties laten zien. Zou je altijd en overal voor het maken van een foto om toestemming vragen, dan gaat de spontaniteit natuurlijk verloren. Ik vraag dan ook iedereen die in dit boek terecht is gekomen om vergeving.”
Associatief, grappig en af en toe banaal
Fotograaf Theo Niekus overleed 5 oktober op 63-jarige leeftijd na een hartstilstand in zijn huis in Schellingwoude, een dorpje aan de rand van Amsterdam. In reacties op sociale media wordt hij de ‘meester van het menselijk gehannes’ genoemd. Een lyrisch fotograaf, zegt Wim van Sinderen, senior curator van Fotomuseum Den Haag. „Vergeleken met Hans Eijkelboom en Reinier Gerritsen, twee andere bekende straatfotografen, was hij de minst conceptuele. Zijn werk is associatief, grappig en af en toe banaal. Zijn foto’s schetsen een sterk tijdsbeeld; zo zag het leven op straat er toen uit, qua mode, qua kapsels, qua kleding.”
De drie straatfotografen waren in 2014 samen in het Amsterdamse Stadsarchief te zien in de tentoonstelling De straat op!, tegelijk met de Amsterdam-foto’s van Ed van der Elsken.
Theo Niekus werd in 1956 geboren in Den Haag in een gezin met vijf kinderen. Hij volgde de opleiding fotografie aan de MTS in Den Haag en vervolgens bijna twee jaar schilderkunst aan de Rietveld Academie in Amsterdam. Toen hij begin twintig was, betrok hij een kraakpand aan de Schippersstraat in de Amsterdamse Nieuwmarktbuurt, waar hij dertig jaar zou blijven wonen.
‘Daar was het een ongelooflijke klerezooi, maar een charmante klerezooi’
„Daar was het een ongelooflijke klerezooi”, vertelt collega-straatfotograaf en goede vriend Reinier Gerritsen. „Maar een charmante klerezooi. Eén verdieping hing vol met zijn schilderijen, hij heeft ook veel geschilderd. Op de bovenste verdieping woonde hij, het was een beetje een studentenhol.”
Het liefst fotografeerde Niekus in de drukste straten van Amsterdam. Zijn favoriete stek was het kruispunt bij het Victoria-hotel (nu Park Plaza Victoria), op de hoek van het Damrak en de Prins Hendrikkade, waar stromen mensen vanuit het Centraal Station, winkelend publiek, gehaaste fietsers en toeristen elkaar ontmoeten. Niekus, een rijzige gestalte, bijna altijd in het zwart gekleed, liep daar, het liefst op drukke weekenddagen, met zijn camera. „Ik raak het even aan en dan ben ik weer weg”, zo beschreef hij zijn werkwijze zelf. Niet iedereen was daar van gediend. „Er was wel eens ruzie, een opstootje. Hij is een paar keer opgepakt door de politie”, vertelt Gerritsen. „Straatfotografie kan soms intimiderend zijn. Zeker als het gaat om iemand met het postuur van Theo die snel, van dichtbij en plotseling zijn camera op iemand kon richten.”
‘Hij is een paar keer opgepakt door de politie, straatfotografie kan soms intimiderend zijn’
Niekus maakte drie boeken – Passanten (1996), Pasatiempo (1998) en Damrak (2005) – en had een paar exposities van zijn werk. Sinds 2009 gaf hij in eigen beheer twaalf tijdschriften uit, Report, waarin hij zijn straatfoto’s bundelde. Bijna dagelijks postte hij een straatfoto op Facebook, in een reeks met de titel Slightly Familiar. En hij werkte vijftien jaar aan zijn magnus opus: een encyclopedie van menselijke handelingen op straat – een houten kast met 52 mappen,100 hoofdstukken en 4.200 barietafdrukken – die hij met een subsidie van het Mondriaan Fonds digitaal toegankelijk aan het maken was voor een groter publiek.
Heimwee naar de binnenstad
Toen Niekus tien jaar geleden een relatie kreeg met filmmaker en fotograaf Jocelyne Moreau, verhuisden ze samen naar Schellingwoude. „Theo moest weg uit de Schippersstraat, het huis stond op instorten”, zegt Moreau. „We hadden allebei een grote ruimte voor onszelf middenin de stad en gingen naar een klein huisje aan de dijk. Dat was wel even wennen. Zeker in het begin had Theo heimwee naar de binnenstad. Samenwonen was nieuw voor ons allebei. We zijn allebei nogal op onszelf. Maar dat begrepen we van elkaar.”
Niekus fotografeerde de laatste jaren ook weleens bomen en planten in het park, vertelt Moreau. Ook daar zag hij vooral de dynamiek; hoe de ene struik het gevecht aangaat met de ander, hoe de ene boom ruimte opeist ten koste van een plant. „Voor hem was het daar net zo goed een drukte van jewelste.”
Wat Moreau nu wil, zegt ze, is het werk van Niekus beschermen en kijken of ze het onder kan brengen op een goede plek. „Ik zit hier nu in zijn werkkamer naar zijn foto’s te kijken. Zo prachtig. Niet altijd esthetisch, maar rauw en echt, als het leven. Theo maakte het niet mooier dan het is.”