Zuid-Afrikaanse fotografen als Pieter Hugo en Guy Tillim groeiden op in een land waar geschiedenis werd geschreven met verhalen over kolonialisme, onafhankelijkheid, de derde wereld, apartheid en post-apartheid. Zij leggen de transformatie van het land vast.
‘Er bestaat niet zoiets als een happy end’, zegt de Zuid-Afrikaanse fotograaf Pieter Hugo (Johannesburg, 1976) in een interview. Dat vermoeden hadden we al nadat we zijn foto’s over Afrika hadden bekeken. De serie Permanent Error uit 2010 gaat over de technologische afvalberg (computers, telefoons) die het Westen dumpt in het Ghanese Agbogbloshie. De lokale inwoners proberen winstgevende metalen uit het vuilnis te wurmen, met alle gevolgen voor hun gezondheid van dien.
We dachten het ook na Vestiges of a Genocide (2004), een verstilde fotoserie over de gevolgen van de massaslachtingen die plaatsvonden in Rwanda. En na zijn serie Messina/Musina, die de dikke lucht ademt van armoede, verval en kansloosheid in een verlaten oord aan de grens tussen Zambia en Zuid-Afrika. Neem de foto Pieter en Maryna Vermeulen with Timana Phosiwa (2006), waarop een blank echtpaar van middelbare leeftijd op de bank zit met een klein zwart kind. De man met zijn ontblote dikke, witte buik heeft een kunstbeen vanaf zijn linkerknie, zijn vrouw oogt met haar grijze lange haar en tandeloze mond jaren ouder dan hij en waarschijnlijk ook dan ze werkelijk is. De bank waarop ze zitten lijkt afkomstig uit een auto en is bedekt met een rafelig doek. Alleen voor dat kleine jongetje op hun schoot, in zijn frisgewassen poloshirt en zijn donkere spijkerbroek, lijkt het leven nog alle kanten op te kunnen.
Pieter Hugo’s serie Messina/Musina ademt de dikke lucht van armoede, verval en kansloosheid
Pieter Hugo groeide op in een land waar geschiedenis werd geschreven met verhalen over kolonialisme, onafhankelijkheid, de derde wereld, apartheid en post-apartheid. En dus is zijn werk van die onderwerpen doordrenkt. Wat hij laat zien is geen ‘afro-pessimisme’. Daarvoor kijken de mensen op zijn foto’s toch vaak te zelfbewust en trots de camera in. Maar Afrika is nu eenmaal het continent waar Hugo zich beweegt. Begonnen als fotojournalist, verlegde hij zijn stiel geleidelijk van het actuele drama naar series die meer kunstzinnig van aard waren. Hij won er vele prijzen mee, onder meer de Nederlandse KLM Paul Huf Award, en kreeg internationale erkenning met exposities in galeries en musea. Hugo’s ontwikkeling loopt daarmee parallel aan die van de steeds populairder wordende Zuid-Afrikaanse fotografie. Collega’s als David Goldblatt, Jodi Bieber, Santu Mofokeng, Guy Tillim, Jo Ratcliffe — allemaal zijn het inmiddels wereldberoemde fotografen die deel uitmaken van het internationale kunstcircuit en wier werk direct gelieerd is aan de transformatie van Zuid-Afrika.
Natuurlijk, ieder van deze fotografen kent zijn eigen stijl, maar in zijn algemeenheid hebben ze een aantal overeenkomsten. Was de fotografie in de tijd van apartheid eigenlijk alleen en al zwart-wit (hoe toepasselijk), vooral het laatste decennium ontstaat er meer ruime voor kleur. Overigens zat dat zwart-witte ook in de visie; het duidelijke idee van wat goed was, en wat fout. En voelde iedere fotograaf in het verleden niet alleen de noodzaak maar zelfs de verplichting werk te maken dat politiek, of op z’n minst toch zeer maatschappijkritisch was, de periode van post-apartheid bood hen ruimte voor meer individuele, artistieke zoektochten.
We zien een verschuiving naar andere onderwerpen; landschappen bijvoorbeeld, en een rustigere, soms zelfs bijna meditatieve benadering om het eigen land en zijn bewoners in een andere beeldtaal opnieuw te verkennen. Zie het ook als een subtiele verschuiving naar een hoopvollere blik — zonder dat de fotografen de tragedies die zich afspeelden en nog steeds afspelen uit het oog verliezen.
Was de fotografie in de tijd van apartheid eigenlijk alleen en al zwart-wit , vooral het laatste decennium ontstaat er meer ruime voor kleur
Een dergelijke ontwikkeling zien we ook bij Guy Tillim (1962), die zijn carrière begon als nieuwsfotograaf in de nadagen van de apartheid. Hij werkte zo’n tien jaar voor lokale en buitenlandse media en langzaam verschoof zijn focus naar een meer verstilde manier van kijken. In zijn bekende serie Avenue Patrice Lumumba (2007) richt hij zijn camera op de grijstinten van gebouwen in landen als Congo, Mozambique en Angola. Ze liggen aan de honderden pleinen en straten die vernoemd werden naar de eerste premier van het vroegere Zaïre. Lumumba was in 1960 gekozen tot een van de eerste moderne Afrikaanse leiders, maar werd in 1961 vermoord. Al dood voordat hij goed en wel aan de slag ging — hoe moeilijk is het om hier een defaitistische visie op het Afrikaanse continent in te herkennen? Toch is er tussen al die grijstinten hier en daar kleur te zien; van een zonovergoten blauw hek, of een paarse bloem die wat slordig in een vaas is gepropt.
In de serie Second Nature die nu in Huis Marseille te zien is, gaat Tillim nog een stap verder, letterlijk en figuurlijk. In 2010 kocht hij een catamaran en zeilde vanuit Nieuw-Zeeland naar de Polynesische eilanden, in het spoor van de Britse ontdekkingsreiziger James Cook. Ruim een eeuw nadat Gauguin de eilanden schilderde, brengt Tillim nu de lichte, intens kleurige landschappen in beeld. Weer zien we die unieke combinatie van dat kale en vlakke licht, gecombineerd met de volle kleuren van het paradijs — en dan die enorme scherpte waardoor alle details zo duidelijk zichtbaar zijn.
Het is een onverwachte stap, die, zoals Tillim zelf zegt, is ingegeven door de behoefte na al die jaren fotograferen in Afrika eens afstand te nemen, om niet in herhaling en in clichés te blijven vallen en een nieuwe kijk te ontwikkelen. Eens even geen politieke agenda, maar alleen registreren wat er te zien valt. Tillim kondigde onlangs aan weer aan de slag te gaan met een nieuw project in zijn geboortestad Johannesburg. Daar waar hij al zo lang rondloopt en waar hij al zo veel series maakte.
Paradijs of niet, wel of geen happy end; het is nu eenmaal waar hij vandaan komt.
Afrikaanse fotografie in de lift
Er is de afgelopen tien jaar veel aandacht voor Afrikaanse fotografie; met name een aantal fotografen uit Zuid-Afrika en Mali is bijzonder succesvol in het internationale kunstcircuit. Het Stedelijk Museum Amsterdam bracht in 2008 nog een groot overzicht van 35 Afrikaanse fotografen in de tentoonstelling Snap Judgments, en tijdens de Parijse kunstbeurs Paris Photo in 2011 lag de nadruk op Zuid-Afrika.
Volgens Els Barents, conservator van Huis Marseille, heeft het succes te maken met de hoge kwaliteit van het werk en ‘een eigen, verfrissende inbreng.’ Barents: ‘Daarnaast heerst er onder de fotografen een grote saamhorigheid; ze zijn goed georganiseerd in hoe ze zich presenteren en leggen daarbij een grote collegialiteit aan de dag.’ Ze worden in het Westen stevig vertegenwoordigd op beurzen en in galeries door de Stevenson Gallery (met vestigingen in Kaapstad en Johannesburg) en de Goodman Gallery (Johannesburg).
Wie naast Tillim en Hugo nog het werk van een derde belangrijke fotograaf uit Zuid-Afrika wil zien, kan van 4 mei tot 29 juli naar de Extra City Kunsthal in Antwerpen voor een retrospectief van Santu Mofokeng (1956), die in 2009 de Prins Claus Prijs voor zijn werk ontving. Meer informatie vindt u op: extracity.org