The Photographer in the Garden is een prachtige ode aan de tuin als voedsel- en plezierverschaffer. Hoe tuinieren van bittere noodzaak een leuke hobby werd
‘Wroeten met je blote handen in de aarde’. ‘Heerlijk om buiten bezig te zijn’. ‘Lekker chillen in je tuin’. Sla wat willekeurige tijdschriften over tuinieren open en wat dan het meest opvalt is dit: tuinieren is vooral recreatie, een hobby voor de drukke mens die anders ook maar binnenshuis wat zit te pielen met zijn computer en zijn smartphone. Tuinieren doen we vooral voor ons plezier, niet omdat het noodzakelijk is. Want alhoewel een kleine groep in volkstuinen en buurtmoestuinen druk in de weer is met biologische tomaten, rabarber en groene kool, kopen we onze groenten en fruit toch het liefst bij de supermarkt. De tuin is er voor onze geestelijke ontspanning – en bovendien fysiek gezond, met al dat wieden van het onkruid, het maaien van het gras, het snoeien van de bomen.
De tuin is er voor onze geestelijke ontspanning – en bovendien fysiek gezond
De Britse dichter Rudyard Kipling bezong het opbeurende en heilzame effect van tuinieren al in 1911, in The Glory of the Garden, waarin hij de loftrompet steekt over de tuinmannen en -vrouwen die ‘zelfs op wankele benen of met een houten kop’ hun noeste tuinarbeid verrichten. Zij zijn ‘de betere mensen’, zo beschrijft Kipling de tuiniers, vanwege hun verbondenheid met de aarde en de geduldige zorg die ze dragen voor de dingen die daaruit voortkomen.
Kipling’s gedicht is opgenomen in The Photographer in the Garden, een lijvig fotoboek dat begin april verschijnt bij Aperture, met werk van beroemde fotografen die de rijke geschiedenis van de tuin in beeld hebben gebracht. Kunstenaars als Eugène Atget, Edward Steichen, Joel Meyerowitz en Stephen Shore vonden hun onderwerpen in siertuinen, bossen, parken en koninklijke lusthoven of in de eenvoudige moestuinen en uitbundige bloesems in hun eigen achtertuin. Het boek is daarmee niet alleen een prachtige verzameling tuin- en natuurfoto’s maar schetst ook, in beeld en tekst, de ontwikkeling en de betekenis van tuinen – groot en klein, publiek en openbaar – in de afgelopen eeuwen.
In particuliere achter- en voortuintjes, op vergeten stukjes land, in parken en langs sporen werd er druk gezaaid en geoogst
Fascinerend is onder andere het deel over de zogeheten Victory Gardens die rondom en in de twee wereldoorlogen in landen als de VS, Groot-Brittanië en Canada door de overheid werden gepromoot om de voedselvoorziening op peil te houden. In particuliere achter- en voortuintjes, op vergeten stukjes land, in parken en langs sporen werd er druk gezaaid en geoogst. In 1943 telde Amerika zo’n 20 miljoen van dit soort moestuintjes, verantwoordelijk voor 40 procent van de groenten- en fruitproductie – zelfs Eleanor Roosevelt plantte wortels en boerenkool in de tuin van het Witte Huis. Behalve het broodnodige voedsel boden de oorlogstuinen bovendien een morele boost: achterblijvers hadden het gevoel iets bij te dragen, thuiskomers konden ontspannen met het heilzame en rustgevende tuinwerk.
In de volkstuin buigen ze zich over sieruien en troschrysanten, maar ze brengen er ook een deel van hun sociale leven door, met het wekelijkse theedansen, bingo-avonden en een jaarlijkse show met bloemen en groenten
In The Photographer in the Garden zien we de instructiefoto’s die als promotiemateriaal zijn gemaakt in die tijd – Hoe koop je de beste zaden? Waar moet je op letten bij het kopen van tuingereedschap ? – maar we zien ook Andrew Buurman’s serie over de Britse volkstuinen die zijn voortgekomen uit deze Victory Gardens. In Allotments (2004) legt Buurman de volkstuintjes van Birmingham vast, die nu worden bevolkt door arbeiders uit allerlei culturen. Voor hen is de volkstuin niet alleen een plek waar ze zich kunnen buigen over hun sieruien en troschrysanten, maar waar ze ook een deel van hun sociale leven doorbrengen, met het wekelijkse theedansen, bingo-avonden en een jaarlijkse show met bloemen en groenten. Het boek laat zo zien hoe tuinen van bittere noodzaak een vorm van vrijetijdsbesteding werden – en besteedt verder nog aandacht aan bloemen, vormen in de natuur, tuindesign en de vier seizoenen.
Jamie M. Allen and Sarah Anne McNear, The Photographer in the Garden. Uitgegeven door Aperture / George Eastman Museum. 256 pagina’s.