Eigenlijk is het werk van Cohen een beetje ongepast, net iets te dichtbij, voyeuristisch.
Natuurlijk, de meeste mensen geloven niet dat er een stukje van de ziel wordt weggenomen als er een foto van ze wordt gemaakt. Maar dat fotografie iets roofzuchtigs heeft, zoals Susan Sontag beweerde, daar is wel iets bij voor te stellen. Dat geldt zeker voor straatfotografie, waarbij in principe elke burger vogelvrij is.
Als je op internet filmpjes bekijkt over de werkwijze van de Amerikaanse straatfotograaf Mark Cohen (1943) zie je een roofdier aan het werk. Je ziet hoe Cohen zijn onderwerpen besluipt, als een leeuw, op zoek naar dat ene, bijzondere moment. Om ze op het moment supreme aan te vallen met in zijn ene hand zijn kleinbeeldcamera en in de andere de flitslamp. Het volle licht flitst in het gezicht van een nietsvermoedende voorbijganger, die hem verschrikt en verbaasd aankijkt. En voordat hij beseft wat er gebeurd is, heeft de hyperallerte Cohen allang weer de benen genomen. Ook achtervolgt Cohen soms zijn prooi, net zolang totdat hij besluit dat het moment daar is om tot actie over te gaan. Hij komt (veel te) dichtbij, duikt omlaag en brengt razendsnel zijn camera in de aanslag. Zonder door de zoeker te kijken drukt hij af. Snap. Snap. Snap. Buit binnen.
Je ziet hoe Cohen zijn onderwerpen besluipt, als een leeuw, op zoek naar dat ene, bijzondere moment
In de tentoonstelling Dark Knees van Mark Cohen, op dit moment in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam, zien we in 130 foto’s de resultaten van de omzwervingen die hij vanaf 1969 tot en met 2012 maakte door de straten van Wilkes-Barre, een voormalig mijnstadje in Pennsylvania. Hij werd er geboren, woonde er bijna zijn hele leven en runde er een fotostudio. Tussen de trouwpartijen en commerciële opdrachten door legde hij de vluchtige momenten in het dagelijks leven vast. De man achter een flipperkast, de arm van een oude vrouw die wat blaadjes uit een heg trekt, de vuile knieën van een kind. Hij fotografeerde de paarse broek van een meisje met een springtouw, de jas met pantermotief. We zien vooral veel handen, voeten, benen, buiken, dijen. Zelden een heel lichaam, en zelden een gezicht – meestal is dat sowieso onherkenbaar omdat het maar half in het kader past, of omdat een grote kauwgombel het zicht belemmert. Als hij geen (delen van) mensen fotografeert, focust Cohen op ogenschijnlijk volstrekt oninteressante taferelen: een oude houten deur, een plastic zakje op het gras, lege flessen op een rij. Tezamen vormen de beelden een poëtisch portret van een stad, of eigenlijk meer een glimp van een geheime, bijna mysterieuze wereld achter die stad. Dat devote samenvouwen van de handen in de schoot, de zachte dauwdruppels op de waslijn, dat priemende oog van de hond die zich nog net dat kader weet binnen te wringen. Als Cohen ze niet voor ons had vastgelegd, zouden ze ons waarschijnlijk nooit zijn opgevallen.
Eigenlijk is het werk van Cohen een beetje ongepast, net iets te dichtbij, voyeuristisch
We zien dit soort beelden de laatste jaren wel vaker opduiken; de fragmentarische snapshots via de smartphone, die soms tot kunst worden verheven. En in de zogeheten ‘found photography’, oude albums of losse foto’s, nooit bedoeld voor de witte muren van een galerie of een museum, totdat een marktstruiner met oog voor esthetiek het stof er van af blaast.
Net als het werk van Cohen roepen deze nieuwe vormen van omgaan met fotografie vragen op over privacy. Want eigenlijk is het werk van Cohen natuurlijk een beetje ongepast, net iets te dichtbij, voyeuristisch. En net als de smartphonebeelden en de gevonden foto’s zijn de foto’s van Cohen verre van perfect: overbelicht, onscherp, het onderwerp maar nauwelijks in beeld. Maar het is juist dat rafelige randje, gecombineerd met dat ultieme oog voor detail, die de foto’s van Cohen die enorme kracht geven.
Mark Cohen: Dark Knees. T/m 11 januari 2015 in het Nederlands Fotomuseum Rotterdam www.nederlandsfotomuseum.nl