Fotograaf Anton Corbijn zwom met Robert de Niro, liep hand in hand met Joni Mitchell en is bevriend met Bono en Tom Waits. 'Maar het liefst was ik schilder geweest.'
‘Vroeger, toen ik foto’s ging maken van bandjes, ging het me eigenlijk niet eens zozeer om die foto. Het had veel meer te maken met de wens om toegelaten te worden tot een bepaalde wereld’, zei Anton Corbijn tijdens de persconferentie die werd gegeven ter gelegenheid van de opening van zijn expositie Inwards and Onwards in fotomuseum Foam.
Inmiddels maakt Corbijn niet alleen onderdeel uit van deze wereld maar is hij in belangrijke mate ook bepalend voor hoe die wereld eruitziet. Hij maakte de iconische foto’s voor U2’s The Joshua Tree en die van Rolling Stone Keith Richards met hoed en veren. Hij fotografeerde platen- en cd-hoezen en regisseerde honderden videoclips. Inmiddels is hij ook regisseur van twee films: Control (2007), een zwart-witfilm over de overleden zanger Ian Curtis van Joy Division, en The American (2010), een thriller over een huurmoordenaar met George Clooney in de hoofdrol.
De Rolling Stones hadden graag gewild dat hij een film zou maken over hun carrière. Corbijn zou beleefd hebben bedankt
Anton Corbijn (Strijen, 1955), de oudste zoon van een dominee in de Hoekse Waard, had een droom om toegelaten te worden tot een wereld waar hij niet vandaan kwam. Een zwaarmoedige jongen, zo typeert hij zichzelf, die het liefst alleen op zijn kamer zat en die zijn camera gebruikte om in contact te komen met andere mensen. Hij maakte die droom meer dan waar. Zo veel roem inmiddels, zo veel verhalen. Bekend is zijn vriendschap met U2-zanger Bono en met Tom Waits. En in Nederland onderhield hij een half leven lang een warme band met Herman Brood. Er zingen anekdotes rond over de Rolling Stones en Madonna, die ook zo graag wilden dat hij een film zou maken over hun carrière, maar waarvoor Corbijn beleefd zou hebben bedankt. Tegen de Volkskrant vertelde Corbijn een aantal jaren geleden: ‘Ik heb met Robert de Niro in zee gezwommen, met Joni Mitchell hand in hand gelopen, ben bij Nelson Mandela op bezoek geweest.’
Om even verderop in dat interview te zeggen: ‘Maar het liefst was ik schilder geweest. Het mooiste wat er is.’
Op de persconferentie in Foam komt Corbijn daarop terug: ‘Eigenlijk ben ik een gefrustreerde schilder. Het mooie van schilderen is dat het bij schilders werkelijk alleen om het creëren gaat. Bij een band gaat het natuurlijk ook om het creatieve proces, maar daar komt altijd nog die erkenning bij van op het podium staan. In de muziek is je presentatie, hoe je eruitziet, een wezenlijk onderdeel van je werk. Bij beeldende kunst is dat anders. Een kunstenaar zie je niet, je ziet alleen zijn werk. Ik heb veel bewondering voor dat proces.’
In de tentoonstelling in Foam zien we foto’s van een enkele keer toch weer die muzikant, maar voornamelijk van kunstenaars: schilders, beeldhouwers, ontwerpers. De Duitse schilder Gerhard Richter bijvoorbeeld is van achteren gefotografeerd. Je ziet alleen zijn kortgeknipte grijze haar, terwijl de schilder zelf kijkt naar een van zijn eigen doeken. Alexander McQueen, de Britse modeontwerper die vorig jaar zelfmoord pleegde, is gefotografeerd in zijn atelier in Londen, zijn hoofd diep weggestopt in een zwarte coltrui. Het maakt natuurlijk uit of je een beroemdheid fotografeert of een onbekend iemand, daarvan is Corbijn zich als geen ander bewust. Bij een beroemdheid kun je verwijzen naar en refereren aan het verleden of de carrière van die persoon, iets waar Corbijn bijna altijd gebruik van maakt. Zo schilderde Richter zelf vaak weggedraaide, vage of onherkenbaar gemaakte hoofden. En is het bedekken van McQueens hoofd wellicht een verwijzing naar een man die zijn modecreaties het liefst liet schitteren, maar zelf graag ongezien bleef.
In de persconferentie laat hij zich ontvallen dat hij ‘soms wel eens een beetje genoeg’ heeft van alles wat hij al die jaren heeft gedaan
Bij een leven als dat van Corbijn horen vliegtuigen en hotelkamers, en veel weg zijn van je eigen huis (dat sinds 2008 weer in Den Haag staat, nadat Corbijn dertig jaar in Londen woonde). Honderden mensen ontmoeten en altijd onderweg zijn. In de persconferentie laat hij zich ontvallen dat hij ‘soms wel eens een beetje genoeg’ heeft van alles wat hij al die jaren heeft gedaan.
Zou daar ook dat verlangen naar de schilderkunst vandaan komen? Een schilder werkt nog meer dan een fotograaf solitair, autonoom. In de stilte van zijn eigen atelier creëert hij iets vanuit zijn binnenste, zonder afhankelijk te zijn van anderen. ‘Ik heb heel veel bewondering voor dat individuele proces’, bekent Corbijn. ‘Het creëren, dat is toch het meest wezenlijke.’
Inwards and Onwards Anton Corbijn, ‘Inwards and Onwards’, is nog t/m 1 september te zien in Foam Amsterdam, foam.nl. Op 28 november wordt de Prins Bernhard Cultuurfonds Prijs 2011, een geldbedrag van euro 75.000, uitgereikt aan Anton Corbijn.