Emmy Andriesse ging in opdracht van het Van Goghmuseum, in de voetsporen van de meester, op zoek naar onder andere de korenvelden en de huizen in Arles.
Het Gele Huisje op de Place Lamartin stond er niet meer. Toen de Nederlandse fotograaf Emmy Andriesse in 1951 naar het Zuid-Franse Arles trok om daar foto’s te gaan maken in de voetsporen van Vincent van Gogh, bleek het pand in de oorlog te zijn weggevaagd door een vliegtuigbom. In het Gele Huisje schilderde Van Gogh onder andere zijn reeks Zonnebloemen, Paul Gauguin woonde hier tijdelijk bij hem in, en rechts achter de spoorbrug woonde zijn vriend, de postbode Joseph Roulin. Dat huisje, waar Van Gogh in 1888 vier kamers huurde waar hij kon schilderen en waar hij plannen ontwikkelde om er een ‘Atelier van het Zuiden’ te maken, was compleet verdwenen. Er stond nu een houten cafeetje
Wat Andriesse er nog wel aantrof was de Place Lamartin zelf, zo schrijft kunsthistoricus Jos de Gruyter in het voorwoord van het boek De Wereld van Van Gogh, dat in 1953 verscheen. ‘Gedrenkt in hetzelfde licht, beschenen door dezelfde zon – dat wijde en leeg aandoende plein, met het stof dat zijn naaktheid bedekt, met zijn oker en grijs gevlekte platanen, die hun takken torsen zoals damherten hun geweien ’.
Ter gelegenheid van het honderdste geboortejaar van Emmy Andriesse (1914-1953) zijn in het Van Gogh Museum nu de foto’s uit de collectie van het museum te zien die Andriesse vlak voor haar dood in opdracht maakte. Ze ging op zoek naar de korenvelden en de huizen in Arles, Saint-Rémy en Auvers, ze ontmoette er typen die leken op de zouaaf, op de koeherder van de Camargue, op de ‘Arlésienne’ van Van Gogh. Ze was nog van plan om naar Nuenen te gaan, en naar de Borinage, de Belgische mijnstreek waar Van Gogh als evangelist had gewerkt, maar toen ze in 1952 terugkwam uit Frankrijk bleek ze ernstig ziek te zijn. De fotografe, die het meest bekend werd met haar werk uit de oorlogsperiode en met name met beelden uit de Hongerwinter, overleed een jaar later aan de gevolgen van kanker.
Andriesse was teveel zelf kunstenaar om voor deze opdracht zomaar een reportage te maken in puur registrerende zin. Daarvoor was ze te associatief en te intuïtief en daarvoor had ze simpelweg teveel talent. Toch, als je weet dat het werk van een fotograaf geïnspireerd is op dat van een schilder, ga je zoeken naar de overeenkomsten. En dat wordt ons soms makkelijk gemaakt: bij een aantal foto’s hangen kleine afbeeldingen van de schilderijen naast de foto’s. Kijk, Andriesses lentebloesem lijkt wel erg op Van Goghs Bloeiend Pereboompje. En de boten aan het strand van Saintes-Maries-de-la-Mer, ja, die hebben wel veel weg van die van de schilder. Maar alles in zwart-wit. Donkerder, zwaarder. ‘Droevig-achtig’, zoals Ed van der Elsken eens over het werk van Andriesse heeft gezegd. In tegenstelling tot het uitbundige licht en de kleuren van het palet van Van Gogh.
Bij een aantal beelden wordt duidelijk dat Andriesse weliswaar het werk van de schilder als uitgangspunt nam, maar daar haar heel eigen versie van maakte. Niet alleen omdat ze zocht naar een unieke invulling van de opdracht, maar omdat zij simpelweg, net als Van Gogh, ook dat bijzondere oog had voor markante koppen, voor gewone mensen. En dat zien we vooral ook in het tweede deel van de expositie, waarin foto’s hangen die niets met het werk van Van Gogh te maken hebben. De foto’s van de zwarte studenten, de vrouw met de stippeljurk, de twee dames op een bankje in het park. Van Gogh heeft hen niet geschilderd, maar was hij ze in zijn tijd tegengekomen, dan had dat best gekund.
De wereld van Van Gogh: foto’s van Emmy Andriesse. Tot begin oktober in het Van Gogh Museum in Amsterdam. www.vangoghmuseum.nl