In de tentoonstelling Ojo Shashu – Photography for the Afterlife: Alluring Hell, nu te zien in Foam, toont Araki naast zijn ingesnoerde Kinbaku-vrouwen vooral intiem en persoonlijk werk.
Vergeet die ingesnoerde vrouwen. Die voor sommigen erotische, voor anderen pornografische, vrouwonvriendelijke foto’s waarop we vaak half of geheel ontklede vrouwen zien, vastgebonden volgens de Kinbaku-methode, een Japanse vorm van bondage. Fotograaf Nobuyoshi Araki (Tokio, 1940) maakte er honderden, zo niet duizend foto’s van, en het werd zijn handelsmerk.
Wie in de tentoonstelling Ojo Shashu – Photography for the Afterlife: Alluring Hell, nu te zien in Foam, op zoek gaat naar die beelden, kan ze heus wel vinden. Ze zijn verzameld in twee kleinere zijkabinetten en hangen daar tussen honderden andere foto’s, van onder andere Björk en Marlene Dumas, tussen foto’s van dildo’s en van opengesperde vrouwenbenen, tussen beelden van gezinnen en hippe feestjes. En er hangen nog tien grote, kleurrijke Kinbaku’s in de laatste zaal van de expositie.
Maar om daar te komen heeft de bezoeker dan al een heel andere kant van Araki gezien, in foto’s die we eigenlijk niet zo goed kennen van dat opgewonden figuur dat zich graag uitdost als een speels duiveltje, met haar dat aan weerszijden als hoorntjes omhoog piekt. Ojo Shashu toont ons wat minder de van levenslust blakende en door seks geobsedeerde Araki en wat meer de melancholische Araki – met foto’s die opvallend vaak stilte uitstralen, in plaats van die bombastische drukte die we van hem gewend zijn. We zien het in de openingsserie qAradise, waarin zijn bloemen niet langer zoals in eerder werk schitteren met die vette symboliek van vochtige bloemschedes en fier overeind staande stampers, maar waarin de boeketten nu verwelkt zijn, de knoppen uitgebloeid, het blad vergeeld. Ook is er veel zwart-wit, met de serie over zijn geliefde kat Chiro en de serie over de metro van Tokio, met zijn slapende, lezende en verveelde reizigers. Prachtig is Sentimental Journey/Winter Journey waarin we portretten zien van zijn huwelijk met Yoko, dat twintig jaar duurde, tot zij in 1990 stierf aan baarmoederhalskanker. Araki, de maniakale en obsessieve fotograaf – hij maakte inmiddels meer dan tienduizenden foto’s en 450 fotoboeken – fotografeerde ook hier álles. Yoko die danst, wandelt en eet, Yoko met haar geliefde kat, Yoko in bed, gekleed en naakt, Yoko, die een orgasme krijgt en Yoko die ziek wordt, sterft, opgebaard ligt en begraven wordt. Het moet hem wanhopig hebben gemaakt, denk je, als je dit zo ziet – alles zo gedetailleerd en minutieus vastleggen en dan nog het leven niet vast kunnen houden. In de daaropvolgende serie Skyscape zien we stemmige wolkenluchten, gemaakt vanaf het balkon waar hij altijd met Yoko gezeten had. Weet hebbende van zijn gemoedstoestand van die tijd krijgt de serie een lading van verdriet, rouw en contemplatie.
Bijzonder is ook een serie die Araki vijftig jaar geleden, in 1963, maakte over Satchin en zijn broertje Mabo. Twee straatjochies die overlopend van levenslust de lens inkijken, in al hun kinderlijke optimisme nog niet aangetast door het leven zelf. Brutaal en vol zelfvertrouwen richten ze hun katapult op de fotograaf, terwijl die zijn lens in stelling brengt. Deze kinderen hebben hun hele toekomst nog voor zich – het is een ode aan het leven van een inmiddels 74-jarige fotograaf die, zoals uit deze expositie blijkt, vooral aan het terugkijken is.
Araki, Ojo Shashu – Photography for the Afterlife: Alluring Hell, t/m 11 maart 2015, Foam, Keizersgracht 609, Amsterdam, www.foam.org